|
||||||||
Er is wellicht niemand die met zijn breekbare melodische songs een dergelijke melancholische sfeer kan creëren als Gentenaar Lieven Tavernier, of het moesten de liederen van Schubert zijn. Elke song van Lieven, bekend als één van de Zes van Gent, komt over als een lyrisch kleinood waarin de zanger zich kwetsbaar open stelt en zijn intieme gedachten aan de luisteraar toevertrouwt. De liedjesschrijver slaagde erin om jarenlang buiten de schijnwerpers te blijven tot in 1995 toen zijn debuut ‘Doe Het Licht’ uitkwam. Sindsdien nam zijn oeuvre alsmaar uitbreiding en nog niet zo lang geleden werden zijn liedteksten in een lijvig boek gebundeld. Dat hij op dit album omringd wordt door een groot orkest doet geen afbreuk aan de droefgeestigheid van de songs, integendeel. Piano, violen, blazers en drum dragen bij tot de weemoedige stemmingswisselingen van de zanger/poëet, een gevoelssfeer waar de poëet onderhevig aan is en waarin het tijdsbesef een grote rol speelt. Volgens hem heeft ergens ‘de tijd zich van tijd vergist’, waarbij het spel van vroeger en nu begint. Oftewel zit Lieven als klein kind in het internaat naar zijn vader te smachten, dan weer ligt hij met zijn lief in het groene mos. Oftewel staat hij aan het graf van zijn moeder, rijdt hij in zijn auto naar zijn geboortedorp of ligt hij ‘s nachts op zijn matras naar menselijke warmte te hunkeren. Deze wisselweg tussen vroeger en heden bewandelt Lieven Tavernier op zijn eentje in het schaduwspel van licht en donker, maar hij krijgt daarbij wel de omkadering van een uitmuntend klassiek orkest. De bescheiden componist, die tijdloze klassiekers de wereld instuurde als ‘De Eerste Sneeuw’, ‘De Verdwenen Karavaan’ en de ‘Fanfare van Honger en Dorst’, lijkt daarbij zelf verdwaalt in de tijd, waarbij de wijzers niet weten of zij vooruit moeten gaan of achteruit lopen. Het thema van verlies en vergankelijkheid vond je ook in zijn vorige albums terug, zowat een zevental op muziek getoonzette dichtbundels die je zowel kon lezen als beluisteren. Andere artiesten namen songs van hem over en behaalden er successen mee. Intussen wachtte Lieven Tavernier zonder haast op nieuwe inspiratie en het uitzicht op de telkenmale oplichtende weg naar vroegere herinneringen. Pianist Yves Meersschaert, eveneens componist, stelde het jeugdige kamerorkest ‘Room 13 Orchestra’ samen met meer dan twintig klassiek geschoolde muzikanten, die fijnzinnig inspelen op de weemoedige stemmingen van de zanger die in se nog het kind gebleven is dat immer ontvankelijk bleef voor alle nieuwe indrukken. ‘Alleen de kinderen blijven waken voor het open raam’ zingt hij ergens. Met dit achtste album bewijst Lieven nog maar eens hoe hij in eenvoudige dingen schoonheid kan ontdekken en oude taferelen en portretten in lyrische songlijnen kan vastleggen. Alleen al de titeltrack met hoornblazers en violisten is een juweeltje, evenals het daaropvolgende ‘Niet Ongelukkig’, waarin hij treurt om de tijd die alles steelt, terwijl het orkest de treurnis van zijn zoektocht benevelt en omzwachtelt. Alzo vervolgt hij zijn overpeinzingen tien songs lang, terwijl hij je deelachtig maakt aan zijn verstrengelde emoties van spijt en verdriet om wie hij verloor en liefhad. En het onzeglijk mooie ‘Sint-Annatoren’ mag zich eveneens vervoegen in het rijtje van Lievens onvergankelijke evergreens die zich in het collectieve geheugen griffen. Marcie
|
||||||||
|
||||||||